Terug

Met twee bits kun je de volgende combinaties maken: 00, 01, 10, 11. Hierdoor kun je een heleboel kleine netwerken maken met maximaal vier adressen. Op die manier zitten 1.0.0.0, 1.0.0.1, 1.0.0.2 en 1.0.0.3 in één netwerk en 1.0.0.4 tot en met 1.0.0.7 in het volgende netwerk, enzovoort.

Voer hieronder een IP-adres en netmask in om te zien hoe ze er binair uitzien, en welke adressen er onderdeel zijn van het netwerk.

Hint: druk, terwijl je met je cursor in een veld staat, op de pijltjestoetsen ↑ ↓ op je toetsenbord om het 'vorige' en 'volgende' IP-adres of netmask te kiezen.
 
 
Decimaal Binair
IP-adres    
Netmask    
Netwerk (van/tot)    
   
Merk op dat een netmask moet 'beginnen' met alleen maar 1'en. Na de eerste nul mag er geen 1 meer in een netmask zitten. De netmask 255.255.251.0 (klik voor een demonstratie) is bijvoorbeeld ongeldig.
Als een LAN maar één router bevat heet dit LAN een stub. LAN's tussen routers zijn dus geen stub.

De drie netwerken (kantoor, serverpark, internet) hebben één router met verbinding naar een ander netwerk. Deze router geeft het netwerkverkeer weer door aan een volgende router. Er is geen netwerkverkeer dat via deze router direct naar andere netwerken gaat. Dit is een belangrijke eigenschap van een stub-netwerk. In deze netwerkopstelling komt zo’n stub-netwerk dus 3 keer voor.