Met twee bits kun je de volgende combinaties maken: 00, 01, 10, 11. Hierdoor kun je een heleboel kleine netwerken maken met maximaal vier adressen. Op die manier zitten 1.0.0.0, 1.0.0.1, 1.0.0.2 en 1.0.0.3 in één netwerk en 1.0.0.4 tot en met 1.0.0.7 in het volgende netwerk, enzovoort.
Voer hieronder een IP-adres en netmask in om te zien hoe ze er binair uitzien, en welke adressen er onderdeel zijn van het netwerk.
| Decimaal | Binair | |
|---|---|---|
| IP-adres | ||
| Netmask | ||
| Netwerk (van/tot) | ||
De drie netwerken (kantoor, serverpark, internet) hebben één router met verbinding naar een ander netwerk. Deze router geeft het netwerkverkeer weer door aan een volgende router. Er is geen netwerkverkeer dat via deze router direct naar andere netwerken gaat. Dit is een belangrijke eigenschap van een stub-netwerk. In deze netwerkopstelling komt zo’n stub-netwerk dus 3 keer voor.