In de stof kom je verschillende begrippen tegen. Ze zijn altijd oranje en vetgedrukt. In deze
paragraaf vind je een overzicht van alle begrippen uit dit subdomein.
Overhoring
Hieronder kun je de begrippen of de definities verbergen.
Hoofdstuk 1. Generaties programmeertalen
Machinecode
De meest basale 'programmeertaal' van computers, die bestaat uit enen en nullen.
Lagere programmeertaal
Een programmeertaal die dicht bij de hardware zit en alleen geschikt is voor een specifieke processor.
Hogere programmeertaal
Een programmeertaal die verder van de hardware af zit, en moet worden vertaald naar machinecode om uitgevoerd te worden.
Assembleertalen
Opvolger van de machinecode, waarbij gebruik gemaakt wordt van lettercodes.
Lettercodes
Afkortingen voor reeksen enen en nullen in assembleertalen.
Procedure
Een verzameling instructies in een computerprogramma.
Compiler
Een programma dat een ander programma kan vertalen, zoals van een programmeertaal naar machinecode.
Broncode
De voor mensen leesbare code van een programma.
Assembleercode
De code die ontstaat als een compiler de broncode heeft vertaald naar een assembleertaal.
Linker
Een programma dat assembleercode en standaardbibliotheken kan combineren tot een uitvoerbaar bestand.
Imperatieve programmeertalen
Programmeertalen vanaf de derde generatie.
Vierde-generatietaal
Een programmeertaal waarbij de programmeur geen instructies meer schrijft, maar waarbij hij het doel van het programma omschrijft.
Vierde-generatiehulpmiddel
Een hulpmiddel om te programmeren in een vierde-generatietaal.
Vijfde-generatietaal
Een programmeertaal waarbij de programmeur de situatie en het probleem beschrijft. De computer bedenkt bij het uitvoeren een oplossing voor het probleem.
Hoofdstuk 2. Toepassingsgebieden van programmeertalen
Kernel
De kern van een besturingssysteem.
Graphical User Interface (GUI)
De grafische verbinding tussen de gebruiker en een apparaat.
Interpreter
Een speciaal programma dat het uitvoeren van bijvoorbeeld Python- of PHP-code mogelijk maakt.